Roeiwoordenboek

B

Backsplash

  Waterspetters die bij het inzetten van het blad naar de voorkant van de boot toe gaan.

Bak

  1. Afkorting van bakboord. 2. Instructiemogelijkheid op vlot of wal waar de roeier de roeibeweging kan oefenen. Zie ook roeibak: (R).

Bakboordzijde

  Vanuit de stuurplaats bekeken de linkerkant van de boot, dan wel: Rood Roeit Rechts.

Balans

  De boot ligt horizontaal op het water, dat wil zeggen beide dollen zijn even ver van het water af. Lees verder: Balans.

Balansplankje

  Hulpmiddel om roeiers te leren met core stability belansverstoringen tegen te werken. Lees verder: Balansplankje.

Bankje

  Bankje met wielen waarop de roeier zit.

BBG

  Voormalig Duitse leverancier van boten.

B-boot

  Boottype, dat net zo smal is als een gladde boot maar die een uitwendige kielbalk heeft. Wordt gebruikt als oefenboot.

Beëindigingscommando

  Commando waarbij de stuur aangeeft dat hetgeen waar de roeiers mee bezig zijn moet eindigen. Lees verder: Beëindigingscommando.

Bekje

  Metalen toeter met een hoofdband, vroeger gebruikt door de stuur.

Benen overstrekken

  Roeifout waarbij de benen te ver gestrekt worden. Lees verder: Benen overstrekken.

Beweging in de wervelkolom

  Roeifout waarbij de roeier de wervelkolom buigt en/of strekt tijdens de roeibeweging. Lees verder: Beweging in de wervelkolom.

Bewegingsbegeleiding

  Vaardigheid waarbij de coach/instructeur de beweging van de roeier op de ergometer of in de roeibak waarbij stuurt en daarmee verbetert. Lees verder: Oplossing aanbieden.

Bewegingsruimte

  Een in het spiergeheugen aanwezige roeibeweging wordt niet iedere keer precies hetzelfde gemaakt: er zitten kleine variaties in. De ruimte waarbinnen deze gevarieerde beweging plaats vindt, wordt bewegingsruimte genoemd. Lees verder: Bewegingsruimte.

Bigblade

  Groot asymmetrisch roeiblad.

Binnenarm volledig gestrekt

  Boordroeifout waarbij de binnenarm niet gebogen wordt gehouden. Lees verder: Binnenarm volledig gestrekt.

Binnenhand

  De hand van een boordroeier die het dichtst bij de dol zit.

Binnenhand los

  Roei-oefening waarbij de hand van een boordroeier die het dichtst bij de dol zit, van de riem wordt afgehaald en de zij wordt geplaatst. Lees verder: Boordroeien: binnenhand los.

Binnenhendel

  Afstelbegrip: het gedeelte van de riem dat loopt van het handvat (hendel) tot aan de dol. Lees verder: Binnenhendel.

Bint

  Dwarsverbinding in een houten boot.

Blad

  Plat gedeelte aan het einde van de riem om de druk van de riem op het water over te brengen.

Blad erin trappen

  Roeifout waarbij de roeier het blad niet eerst in het water plaatst, voordat hij begint te trappen. Lees verder: Blad erin trappen.

Blad plaatsen

  Blad bij de inpik in het water brengen. Lees verder: Inpik.

Blad uitdraaien

  Roeifout waarbij de handen niet naar beneden bewogen worden en het blad alleen gedraaid wordt. Lees verder: Blad uitdraaien.

Bladhoek

  Afstelbegrip dat de hoek waaronder het blad in het water staat geeft. Het is de optelling van dol- en riemhoek. Lees verder: Bladhoek.

Bladhoogte variëren

  Roei-oefening waarbij het blad tijdens de haal op verschillende diepte naar de roeier toe getrokken wordt. Lees verder: Bladhoogte variëren.

Bladvlucht variaties

  Roei-oefening waarbij het blad tijdens de recover op verschillende hoogtes boven het water gehouden wordt. Lees verder: Bladvlucht variaties.

Blik

  In een wedstrijd een 1e plaats behalen (winnen) met bijbehorende medaille (blik). Ook gebruikt als 'blik trekken' of 'blikken', dat wil zeggen een medaille behalen.

Blok

  Bij roeiwedstrijden een geclusterde groep heats die ononderbroken achter elkaar worden afgewerkt (bijvoorbeeld: 'het derde blok').

Boeg

  De roeier die het dichtst bij de voorpunt van de boot zit, of de voorkant van de boot.

Boegbal

  Bal voorop punt van de boot.

Boegen

  Zie boegenpaar: (B).

Boegenpaar

  De twee roeiers die het dichtst bij de voorpunt zitten.

Boei

  1. Drijvende bal in het water om een roeibaan te markeren. 2. Roeibaan bij wedstrijden waarbij de ploegen naast elkaar starten, bijvoorbeeld 'boei 6' betekent roeibaan zes.

Bokje

  Laag bij de grond verplaatsbaar onderstel waarop de boot wordt geplaatst met de open kant naar onder.

Boord

  Bovenrand van de scheepswand.

Boord aan boord wedstrijd

  Wedstrijd waarbij twee of meer ploegen naast elkaar starten.

Boordenslag

  Ploegoefening voor boordboten om de gelijkheid te bevorderen. Lees verder: Boordenslag.

Boordroeien

  Het roeien waarbij elke roeier maar één riem heeft.

Boot induiken

  Roeifout waarbij de roeier vlak voor de inpik zijn rug beweegt. Lees verder: Boot induiken.

Boot over één boord leggen

  Roei-oefening waarbij de boot met opzet subtiel scheef gelegd wordt. Lees verder: Boot over één boord leggen.

Bootstijfheid

  De mate waarin de riggers van de boot en de boot zelf vervormen. Lees verder: Bootstijfheid.

Boottrim

  Zie trim: (T).

Botenpark

  Zie vloot: (V).

BPR

  Binnenvaart Politie Reglement, een verkeersreglement voor op het water. Elk schip heeft zich hier aan te houden.

Buitenhand

  De hand van een boordroeier die op het uiteinde van de riem rust.

Buitenhand los

  Roei-oefening waarbij de hand van een boordroeier die het verst van de dol vandaan zit, van de riem wordt afgehaald en de zij wordt geplaatst. Lees verder: Boordroeien: buitenhand los.

Buitenhendel

  Het gedeelte van de riem dat loopt van de dol tot en met het blad. Zie ook binnenhendel: (B).

Buitenwaartse dolpenhoek

  Afstelbegrip dat de hoek van de dolpen naar buiten toe geeft, dus gemeten loodrecht op de boot. Lees verder: Buitenwaartse dolpenhoek.

A
C
© 2016 - 2024 Jeroen Brinkman